De man, de condor en de Andes

28 januari 2011 - Salta, Argentinië

 

En ja hoor, zondagmorgen om 08.03 uur landde mi esposa op Buenos Aires International Airport. Het duurde nog een klein uurtje voor ze door de douane vrijgegeven werd maar toen had ik ook wat, mijn bloedeigen vrouw, een beetje moe van de lange reis maar na ruim 3 maanden een heerlijk weerzien. Uiteraard hebben we een aantal dagen door Buenos Aires gestruind maar van Buenos Aires weten jullie alles al. Na een paar dagen zijn we naar Rosario verhuisd. Een stad op 4 uur bussen van Buenos Aires en voor ons een tussenstop naar Mendoza. Nou, sla Rosario maar over. Het is een lelijke stad waar behalve bizar veel winkels weinig te beleven valt tenzij je diep in het nachtleven duikt maar dat geldt voor heel Argentinië, geloof ik. Wel zijn er een aantal prachtige cafés die de moeite van een bezoek waard zijn maar waar de koffie niet te drinken is. In de holy reisbijbel, de Lonely Planet, wordt Rosario beschreven als de geboortestad van Ernesto Che Guevarra en Lionel Messi. Nou, als dat alles is wat ze te bieden hebben dan weet je het wel; de een dood en de ander voetballend in Spanje, kortom geen van tweeën thuis. Na twee nachten door naar Mendoza, de wijnstad /-streek bij uitstek. Mendoza ligt aan de westkant van Argentinië, op ongeveer dezelfde hoogte als Buenos Aires en hemelsbreed +/- 80km (mijn zeer globale schatting) van de grens met Chili. Ik weet niet goed wat ik van die stad moet denken. Ook hier heel veel winkels en drukte maar geen fatsoenlijk café kunnen ontdekken noch lekkere koffie. De mensen die ik ontmoet heb ontzettend vriendelijk (dat geldt trouwens voor heel de bevolking tot nu toe) maar wel wat volkser dan wat ik tot nu toe ontmoet heb wat op zich prima is maar wel opvallend. Ook het uiterlijk voldoet meer aan mijn vooronderstelling van de Zuid-Amerikaanse mens: donker met prachtig zwart haar. Denk even aan een type als Evo Moralis en je weet precies wat ik bedoel. Eigenlijk is de stad een beetje aan mij voorbij gegaan doordat het heel moeilijk bleek om volgende onderkomens te boeken wat dus heel veel tijd kostte. We hebben voor tien dagen een auto gehuurd om vanuit Mendoza, voor zover mogelijk, dwars door de Andes richting Salta te reizen en daar zijn we nu volop mee bezig.

Vanuit Mendoza zijn we richting Uspallata (op 1751 meter hoogte) gereden, een weg die uiteindelijk naar Chili leidt. Het is een weg met een prachtig panorama. Je ziet als het ware de schilderijen van Bob Ross voor je ogen ontstaan: you take a little bit white, put some stipes over there and you’ve got a tree,…. maar dan mooier, mas mooier. Uitgestrekte pampa’s en woestijnen wisselen elkaar af begeleidt door heerlijke ouderwetse houten palen met stroomdraad, die je nog wel eens in de klassiek westerns ziet, met aan beide zijden enorme bergen met op de toppen sneeuw. Het is het land waar onder andere de film “7 days in Tibet” is opgenomen hetgeen veel zegt over de onherbergzaamheid.We kijken onze ogen uit nog niet wetende dat het nog veel mooier en onvoorstelbaarder zou worden. De enorme rotsformaties doen me denken aan beelden uit Afghanistan, groot, onherbergzaam, kaal, heet en onvoorstelbaar indrukwekkend.Vanuit Uspallata een uitstapje naar Las Cuevas(3200 meter) en onderweg een stop bij Puente del Inca(2720). De weg hier naar toe volgt de Rio Mendoza die vanuit de bergen naar het laagland meandert, en wij meanderen rustig mee, genietend van al het schoons. Zoals gezegd het was al mooi maar hier is een wereld die ons volkomen onbekend is. De stilte en enorme wijdsheid zijn overdonderend. Las Cuevas is het laatste dorpje, een hostel (helaas vol), drie huizen en een restaurant, op 12 km afstand van de grens met Chili. Tussen dit eindpunt van de wereld en Puente del Inca kun je hoogste berg van Zuid-Amerika en het westelijk halfrond zien, de Aconcagua van 6962 meter hoogte, een knaap van een berg met uiteraard besneeuwde flanken met om zich heen nog wat kleinere broertjes en zusjes van + 6000 meter hoogte. Een heel gekke gewaarwording staande op +/- 3000 meter hoogte, in korte broek met windkracht 5-6 en 25 graden. Deze enorme puist is een zeer geliefd bij bergbeklimmers. Uit heel de wereld komen ze hier naar toe om hun halsbrekende klim te voltooien. En halsbrekend is het. Velen hebben het leven daar gelaten, getuige het nabij gelegen klimmerskerkhof met op diverse graven de macabere persoonlijke bezittingen die getuigen van hun einde: bestek, klimijzers, een afgebroken bout, een stukje klimtouw met knoop. Veel graven bestaan slechts uiteen hoop stenen die de aarde bedekken; heel eenvoudig, passend in de omgeving en waarschijnlijk recht doend aan de slachtoffers. Eigenlijk is het een grafheuvel met bovenop een kruis ter nagedachtenisaan deze of gene. Op dit kruis hangen diverse bergschoenen als saluut aan de slachtoffers. Je kunt dit vergelijken met het monument van Tommy Simpson op de Mont Ventoux waar de fietsers hun bidon achterlaten. Heel indrukwekkend en bijzonder sereen.

Vanuit deze omgeving gaan we naar Barreal, een toertje van een paar honderd kilometer dwars door een woestijn die als een vallei tussen twee bergketens is gelegen. Met veel water en eten gaan we op pad want we weten dat er een heel groot stuk onverharde weg (>60 km)voor ons ligt. Je zult maar 2 lekke banden krijgen hetgeen niet geheel uitgesloten is en je enkele uren moet wachten tot iemand langskomt. Die komen wel maar het kan dus even duren. Onderweg een aantal keren uitgestapt om de omgeving te voelen en te ruiken en een poging te doen om hetgeen we zien te verinnerlijken. Nou dan heb je wat te doen. Wat een pracht aan kleuren vormen en vooral wat een oorverdovende stilte. Behalve de wind en wat getwieter van vogels niets!! Helemaal niets! Raar dat je stilte kunt horen, dat je er naar kunt luisteren; iets wat ik zelf op onze prachtige eilanden niet zo niet gehoord hebt. Lunchen op een kei die er misschien al honderdduizend jaar ligt; wildplassen met zo’n uitzicht en zonder boete, ik wou dat mijn plas langer duurde maar de komende dagen zal ik dit nog vele malen herhalen. Barreal is een klein plaatsje dat als een oase in de woestijn ligt. Veel zanderige weggetjes, veel activiteiten gericht op outdoorsports als raften, klimmen en hiken en een aantal goede posada’s waarvan Posada Don Ramon een heel fraaie is. Vlak voor Barreal is een nationaal park waar we een wandelingetje van een uur of vier wilden maken. Helaas begon het na een goed uur wat te onweren waardoor we besloten om terug te gaan. Enige tijd later was het inderdaad raak. Hevig onweer en regen, althans in de lucht want op de grond viel niets. Het water was al verdampt voor het de grond kon bereiken zo warm was het. Tot die tijd heb ik me steeds afgevraagd waarom er op de auto’s hier van die dingen zaten want regen leek hier een heel ouderwets verschijnsel. In de bergen loop je echt in de middle of no-where tussen de 2000-2500 meter met niets anders boven je dan de zon en nog meer bergenkammen. Behalve een soort van cavia hebben we geen bijzondere dieren gespot zoals de panter en de condor. Wel is ons veel verteld door een Ranger (boswachter) over het gebied e.d. Deze jongen, een bioloog van 23, heeft ons op een aanstekende manier een uurtje onderhouden over dit gebied en andere mooie natuurgebieden in Argentinië. Zijn gepassioneerd zijn deed me denken aan een oud collega die zijn hart verpand heeft aan Artis.

Vanuit Barreal op weg naar Huaco rijden we door een uitgestrektheid die je niet voor mogelijk houdt. Het is niet meer te beschrijven, nog weidser nog mooier en een hoeveelheid kleuren die in geen enkele kleurdoos past; we rijden van de ene ansichtkaart naar de andere. Het uitzicht is onvoorstelbaar en niet te fotograferen; het komt niet over maar ik doe het toch. Ik begrijp die Inca’s wel dat ze zich in deze omgeving thuis voelden. Huaco is een dorp van niks en zo te zien blijft dat zo. Hier vlak achter ligt een (een van de velen) nationaal parken, een van de redenen om hier naar toe te gaan maar helaas, de ingang vanaf deze kant bestaat niet en ligt 250 km verderop. Kansloos dus. Het aanbevolen hosteria wordt bevolkt door 35 wegwerkers die juist deze ingang aan het voorbereiden zijn; mannen die in deze zinderende hitte met pikhouwelen en scheppen de nieuwe weg en tunnels aan het voorbereiden zijn. Het vervolg zal hopelijk ook mooi, bijzonder, onbeschrijfelijk, buitenaards zijn. En dat was zo. We gaan door naar Belen dwars door de pampa’s die na vele kilometers van onverharde weg en na diverse bergketens overgaan in woestijn. We volgen voor een groot gedeelte de beroemde Ruta 40, de weg van noord naar zuid en ongeveer 5000 kilometer lang, die dicht langs maar ook dwars door de Andes loopt. Waar het kan wijken we af om binnenweggetjes te nemen. Vaak zien we uren niemand, slechts een paar geiten en af en toe wat koeien zijn ons gezelschap. Er wordt hier dus wel gewoond maar ondanks aanduidingen van bestaande dorpen kunnen we vaak geen afslag ontdekken. Ik heb ook geen idee waar men van leeft. Het landschap verandert continue van vorm en kleur maar ook van vegetatie. Plotsklaps worden we omringd door metershoge cactussen. Die had ik al eens gezien maar nu staan ze in bloei. Prachtige grote witte bloemen ontspruiten aan die enorme stekelige, wonderlijk woestijn plant. Op een heel smal bergweggetje proberen we er een mooie foto van te maken als er een tegenligger naast onze auto stopt. Het raampje gaat open en de bestuurder buigt zich over een /zijn vrouw en zegt:”Hé, ik ken je. Ben jij niet diegene die met een grote rugzak in de verkeerde stad (Mercedes Buenos Aires in plaats van Mercedes Corrietes, zie hier voor enige blogs terug) beland was?” Ja, dat ben ik dus. (Erg leuk om er weer aan herinnerd te worden). Maar hoe is het mogelijk dat je in zo’n enorm land, honderden kilometers verderop, op een nauwelijks bereidbare bergpas stopt om een foto te maken en dan iemand die je weken geleden een keer gezien hebt en 5 minuten gesproken hebt daar tegenkomt en die jou nog herkent ook. Nu overkomt het me wel vaker, en mij niet alleen, dat je op de gekste plekken bekenden of collega’s tegenkomt maar deze keer heb ik wel als heel bijzonder ervaren. De weg door de bergen is onverhard en voelt vaak aan alsof je over een wasbord rijdt, de auto rammelt aan alle kanten en ik vrees voor de banden, stuurinrichting en schokbrekers. Her en der wordt de weg onderbroken door wat water van een riviertje dat over de weg stroomt of een laag modder die is achtergebleven of een combinatie van beiden. Als het heeft geregend worden deze wegen al snel onbegaanbaar en levensgevaarlijk. Het blijft dus oppassen geblazen. Een enkele keer moeten we, en bij voorkeur Anja, op blote voeten even door het water lopen om te peilen hoe diep het is en waar we er mogelijk doorheen kunnen. Een keer hadden we al besloten om om te keren omdat we het niet aan durfden om door mul zand, modder en water te rijden toen er een local aan kwam scheuren en die slippend en wel de overkant bereikte. Ik ben natuurlijk al een tijdje bezig met inburgeren en grijp elke kans aan dit tot een succes te maken dus een stukkie achteruit, gordel goed vast en hoppa, vamos door de prut naar de overkant. De local stond ons aan de andere kant op te wachten om eventueel te helpen als het mis zou gaan. Ik voelde een warme vriendschap opborrelen. Het rijden op deze wegen is tamelijk vermoeiend. Een soort van Parijs – Dakar voor beginners en aan de andere kant door de omgeving het beter Lucky Luck gevoel, zo tussen al die cactussen. We stoppen dan ook regelmatig om te kijken, te fotograferen, te voelen en zeker ook om te lunchen. Hemelse broodjes zijn dan vaak ons deel, kaas, tomaat en avocado. Wauw, dat smaak echt wel, flink wat water vanwege de hitte en uiteraard weer een gelukzalig moment van wildplassen. Op een van deze momenten bespeurde Anja een onregelmatigheid in een van die enorme bergen. Daar ergens hoog op die rotsen klopte er iets niet maar wel iets dat ons hart sneller deed kloppen namelijk een knoert van een condor. Zomaar, helemaal alleen voor ons en hij/zij was zelfs zo vriendelijk om zijn de vleugels te spreiden en weg te vliegen. Wat een prachtig gezicht en wat een geluk. We hebben deze koning van het hooggebergte helaas niet meer gezien. Na weer enige uren op het wasbord te hebben gereden bezoeken we zo’n 20 km voor Cafayate een Inca ruïne. Een groot complex waar nog goed te zien is hoe zo’n dorp werd vormgegeven en hoe de verdediging in elkaar stak. De weg hier naar toe is wederom adembenemend. Onderweg zien we nog 3x een soort van rare vosachtige hond de weg overschieten maar kunnen niet goed zien wat het echt is. De volgende dag als we de rode rotsformaties bij Cafayate bezoeken zien we nog 2x zo’n beest. Later blijkt het een Zorro de Pampa te zijn, een woestijnvos. Kunnen we dus ook afvinken. Ondertussen hebben we Molinos en Cachi bezocht en gaan we nu richting Salta en daar vandaan met de bus verder naar het uiterste noorden van Argentinië en dan door naar Boliva. Tenzij nog iets heel bijzonders te melden valt zal het volgende bericht over Bolivia gaan maar vanwege de slechte digitale snelweg aldaar waarschijnlijk verzonden als we weer terug zijn in Argentinië.

Vondst van de week: een spork in de huurauto

Deceptie van de week: de spork die gebroken is

Het geluid van de week: geen (in de woestijn / op de pampa)

Het gebruik van de week: het toilet

Ontmoetingen van de week: de man, Zorro en Sr/Sra. Condor

Groet en liefs.

Foto’s

2 Reacties

  1. Sharon:
    28 januari 2011
    Hi Hans,

    Vind het leuk om te lezen dat je het nog steeds naar je zin hebt......maar we missen je wel hoor! We zijn weer druk bezig met Barcelona. Wordt hopelijk een gezellige schoolreis met.....Frank, Sevim, Sharita, jij.....en ik.
    Nog heel veel plezier is Zuid Amerika en tot gauw!

    Liefs,

    Sharon
  2. Joke:
    29 januari 2011
    Hé Anja en Hans,

    Wat geweldig dat jullie het zo naar je zin hebben.En wat een leuk en interessant verhaal heb je weer geschreven, Hans! Maar de foto van m'n zussie, pootje badend in het water, vind ik toch het mooist ;)

    Geniet en veel plezier,
    liefs van Joke