Van hoogtevrees naar hoogteziekte. Bolivia

17 februari 2011 - Buenos Aires, Argentinië

 

Van hoogtevrees naar hoogteziekte, van zout naar zoet.

Even vooraf: Voor de liefhebbers staan er nieuwe foto’s in het mapje "De Andes" die eigenlijk behoren bij mijn laatste blog dat eindigde in Salta. Het zullen er nog aardig wat zijn want ik kan het niet laten om al dat moois aan jullie te laten zien. Verder in een nieuwe map een impressie van het dorpje Humahuaca en zijn bewoners op 200 km van de grens met Bolivia en een map Bolivia met daarin een toer over o.a. de zoutvlakte. Het kan even duren want het internet werkt hier in Bolivia niet of slecht of half en het inladen duurt een paar uur en wordt vaak onderbroken zodat ik weer opnieuw kan beginnen. Kortom, heb je behoefte aan meer foto’s hou dan de verschillende mapjes in de gaten.

Humahuaca is een authentiek Argentijns bergdorp. Er komen hier wel toeristen maar die zijn meestal onderweg van of naar Bolivia. Het is een leuk dorp dat heel anders is dan het Argentinië ten zuiden van Salta. Je ziet hier een veelkleurige gemeenschap die we allemaal wel kennen van de plaatjes; vrouwen met bolhoedjes, vlechten en vele lagen kleurige kleren over elkaar. Je proeft hier als het ware de oude indiaanse cultuur (Inca) van dit grensgebied. Het aardige is dat dit het gewone leven is en geen klederdracht voor de toeristen zoals we wel in Bolbroekenvennep zien. De lokale markt is prachtig. Veel verse groente en kleren, voornamelijk 2e hands(de kleren dus), en stalletjes met eten die meestal door vrouwen en kinderen worden bemenst. Je kunt hier een prima empenada laten bereiden of een kop soep kopen uit een teil met daarnaast een teil waar de kommetjes in worden omgespoeld, een patatje met saus naar keuze en plakjes worst wordt graag door een vrouw op leeftijd voor je bereid. Het frituurvet heeft ze waarschijnlijk geërfd van haar moeder, samen met de gehele uitstalling. De suikerspinnen zijn verpakt in plastic. Een vlieg erop zou zonde zijn. Maar het is een echte plaatselijke markt waar bewoners uit de gehele omgeving voor een week of zo eten komen kopen. Een lekker stuk geitenkaas met een diameter van 40-50 centimeter en 3-4 centimeter dik is ruim voldoende voor een week, als je maag er tegen kan dat de kaas al een dag of wat in een plastic zak in de zon heeft gestaan. Kortom je kunt hier erg genieten en erg veel oplopen. We reizen verder naar Bolivia. Onderweg ruilen we de schapen en geiten in voor lama’s, struisvogels en vicuna’s (een soort van lama maar dan lichtbruin en wild), het landschap wordt leger en leger. Af en toe nog een hutje met een koraal waar de lama’s soms verblijven. Ik vraag me echt af waar deze mensen in godsnaam van bestaan. Lama wol? Okay! Lama vlees? Ook dat kan maar geen lama melk of kaas want dat beest geeft a: te weinig melk en b: de melk bevat te weinig vet voor kaas. Enig afzetgebied lijkt te ontbreken. Maar ja, ik als rechtgeaarde West-Europeaan sta nogal ver van de lama af en heb geen zicht op dit leven (godzijdank), maar een vetpot is het zeker niet.

Als we bij de busterminal uitstappen, moeten we nog een aardig stuk lopen naar de grens die we dan ook te voet over moeten. Eerst aan de ene kant een uur in de rij en vervolgens aan de andere kant, Bolivia dus, nogmaals een flinke tijd wachten op een stempel. Ondertussen moeten we ook nog wat formulieren invullen. Maar goed, na bij elkaar ruim anderhalf uur betreden we Boliviaans grondgebied en dat is goed te merken. De wereld verandert binnen 50 meter van een redelijke gestructureerde rust in een gekkenhuis. Mensen prijzen hun waar, die half op de straat is uitgestald, luidkeels aan; rijen taxi’s staan klaar om je voor een paar Bolivianos, waarheen je maar wilt, weg te brengen. Veel Argentijnen doen in dit grensplaatsje hun inkopen want het is spotgoedkoop. (verhouding 1 euro = +/- 10 Bolivianos = +/- 5 Arg.pesos) Wij nemen een taxi naar het station. Kosten? Toch wel gauw een euro. Helaas, de trein die we wilden nemen is vol. Ooit wel eens gehoord dat een trein vol is?? Nou, gezien hetgeen ze in bussen vervoeren moet ’ie echt wel vol zijn. Neem je de volgende toch, zou je denken? Maar die gaat pas twee dagen later. Het is enkelspoor, de trein moet eerst nog even terug, vandaar. Dan maar met de bus. We kunnen nog net 2 plaatsen regelen om naar Tupiza, het eerste dorp na de grens en op een paar uur bussen afstand, te gaan. Het is een feest. Benen in het gangpad want tussen de stoelen pas ik niet; over onverharde wegen, langs afgronden en met meer van dergelijke hartslagversnellers bereiken we Tupiza. Een dorp van niets maar wel geschikt om een 4-daagse tocht te boeken door het zuidwesten, de Alta Plana, van Bolivia en de daar liggende, immense zoutvlakte. Het is armoe troef in dit dorp (en land). In tegenstelling tot Argentinië lijken deze mensen niet blij te zijn. Sombere gezichten, onverzorgende kleren waar de viezigheid vanaf straalt; handen en voeten die na weken van verzorging mogelijk herkenbaar zouden kunnen worden. De mensen zijn klein, veel kleiner dan in het grote buurland. Ik voel me dan ook een reus. Dat kun je ook goed merken in kledingwinkels. Een Levi 501 kost hier ongeveer 40 euro, een mooie prijs om een tas vol mee te nemen maar helaas; de lengtemaat gaat maar tot 32 (voor zover we hebben kunnen zien) en ik heb minstens 36 aan lengte nodig. De mensen zijn niet alleen klein maar vaak ook nog een tikkie krom, zeker de beentjes en het ruggetje. Een zeker vorm van rachitis wordt vermoed. Het percentage inteelt in de kleine dorpen schat ik heel voorzichtig, op 90%. Je moet ook een heel eind verderop om de eerst naastgelegen dorpschone te vinden en dan maar hopen dat het geen verre of iets minder verre familie is. De gezichten van de ouderen geven een perkamentachtige aanblik vol met groeven met in de ogen een lege blik. Verweerd en geteisterd door het leven en slechte voeding, zeker op het platteland. De vrouwen zien er jaren ouder uit. Trek maar 15-20 jaar van je schatting af en dan nog zijn ze waarschijnlijk jonger. Sucre, een universiteitsstad die overigens de officiële status van hoofdstad van Bolivia heeft terwijl ik geleerd meen te hebben dat La Paz, het politieke en economische centrum, de hoofdstad is, (thuis nog maar eens in de grote Bos kijken)ziet het er heel anders uit. Ook hier zie je veel ouderen in de traditionele veelkleurige kledij met hoedje, al of niet bolhoed, de vrouwen vaak voorzien van twee vlechten die tot op de kont hangen en panty’s die op het oog ook dienstdoen als steunkous. Soms hangt er in die vlechten nog wat versiering. Zijn ze blijkbaar dol op want de kerstversiering zie je nog overal in bomen en lantaarnpalen hangen. Ze zijn er vroeg bij dit jaar moet je maar denken. Maar de jeugd verschilt weinig met die van ons; spijkerbroek en andere moderne kleren, beugelbekkies en kauwgom kauwend en onderwijl luisterend naar moderne muziek die uit hun hand klinkt waar een mobieltje in verscholen zit. Niks bolhoed, vlechten en lagen kleding over elkaar, maar “gewoon” gekleed zoals ze op tv zien, in de locale Tina, Viva, Cosmopolitan enz. voorgeschoteld krijgen. Sucre heeft een enorme markt waar van alles te verkrijgen is en vele, vele malen groter is dan de Albert Cuyp. Maar ook hier heerst een gelatenheid die voor een markt ongekend is. Men zit, hangt of, en dat zie je heel vaak, slaapt op of naast de handelswaar. Tientallen stalletjes met dezelfde spullen staan naast elkaar. Niemand komt blijkbaar op het idee om iets anders te verkopen.

De toer is geboekt. Samen met twee Franse midtwintigers, een "chofur" en kokkin vertrekken we om 09.00 uur in een Toyota 4x4 richting bergen. Al gauw gaat het stijl omhoog en de 4 wheeldrive is echt wel nodig. Ik zal jullie de beschrijving van de omgeving besparen; het was mooi, het is mooi en het zal mooi blijven. Over bergpaadjes, langs ravijnen, door rivierbeddingen, door water en over de puna, het land waar Butch Cassidy en Sundance Kid uiteindelijk hun Waterloo hebben gevonden, althans dat wordt beweerd. Het meeste vind ik wel leuk maar zo’n ravijn naast me hoeft echt niet. Puna staat voor twee dingen: ten 1e is het een hoogvlakte tussen de 3000 – 5000 meter en ten 2e staat het voor hoogteziekte. Op zo’n puna gebruiken we de lunch. Het weer is mooi maar fris. Om ons heen lopen talloze lama’s en later ook schapen. Een aantal lama’s heeft een pasgeboren jong bij zich, het navelstrengetje zit er nog aan. Het zijn gekke beesten, een soort mix tussen een mislukte giraffe en een schaap en een hert. Ze kijken je heel hooghartig aan zo van: “een verkeerde opmerking en ik spuug je voor je……” Op deze puna zie ik voor het eerst tijdens deze lange reis door de Andes, want daar zitten we nog steeds, een kadaver van een lama. Het is opvallend dat we op onze tocht dwars door de Andes van ruim 2800 km, geen enkel dood dier hebben gezien terwijl er toch genoeg koeien, geiten e.d. in het vrije veld rondlopen en de weg oversteken, dit in tegenstelling tot talloze herdenkingsplekken voor mensen die op deze wegen zijn verongelukt. Deze plekken zie je al van verre door de vele rode vlaggen die zo’n plek markeren en je ziet ze veel, veel te veel. Een dergelijk kadaver is natuurlijk niet leuk om te zien maar het is wel heel natuurlijk. ’s Middags komen we voor een grote geul van een drooggevallen rivier te staan. 2 Meter breed en ruim een meter diep. Zelfs de 4x4 te machtig. Het zou geen uitzondering blijken te zijn. De weg/het pad/het mogelijke pad zal nog vele malen op deze manier onderbroken worden. Gelukkig liggen er een aantal golfplaten her en der verspreid, een souvenir van de vorige voorbijganger. Onze gids weet een soort van betrouwbare constructie te maken zodat we er over kunnen. Voor de zekerheid stappen we uit maar het lukt hem. Achter hem stort de hele boel weer in. Mooi klusje voor je volgende passant. Onderweg zien we regelmatig vrouwen die als een menhir en nauwelijks te onderscheiden van de hun omringende rotsen, op een berg zitten en hun vee, lama’s of schapen, hoeden. Ondanks de kou en de regen zitten ze daar uren kauwend op cocabladeren, voor zich uit te staren; het vee loopt stukken en soms bergen verderop. Aan het eind van de middag komen we op onze eerste slaapplek aan gelegen op ruim 4200 meter hoogte. We zullen deze 4 dagen bivakkeren tussen de 4000 – 5000 meter wat wel enige invloed heeft op ons welbevinden. In Humahuoca, dat op 2700 meter ligt merkten we al dat inspanning zwaarder is dan normaal. Hadden we daar alleen wat last van kortademigheid, op deze plek komen er nog wat andere ongemakken bij als hoofdpijn, misselijkheid, verminderde/geen eetlust en tintelende vingers en dat alles gelardeerd met een algeheel gevoel van onbehagen. Onze bivak is in een dorp opgetrokken van plaggenhutten waarvan er een hostel heet. De plaggen worden gevormd door klei en stro die als blokken gedroogd worden alvorens er mee gebouwd gaat worden. We krijgen elke avond zo rond borreltijd lekkere thee en koekjes gevolgd door een prima maaltijd. De thee is in ieder geval lekker warm want in het “hostel” is geen kachel en de temperatuur zakt op deze hoogte snel richting vriespunt. Het wordt koud, onbehagelijk koud. We besluiten onze kleren in bed aan te houden. Ondanks drie lagen en een muts blijft het koud. Uiteindelijk besluit ik ook mijn bergschoenen in bed aan te doen. Om 05.30 staat het ontbijt klaar. We zullen elke ochtend vroeg op pad gaan. Alom wordt naar het dagelijkse gevoel geïnformeerd. Bij iedereen mankeert er wel wat aan. De avond ervoor is een dame van een andere groep tegen de vlakte gegaan; waarschijnlijk een combinatie van inspanning en de hoogte; game over. Gelukkig is een van onze Franse medepassagiers net afgestudeerd als arts en de ander bijna en onze kokkin verpleegster. Het schijnt hier in Bolivia heel gewoon te zijn dat tandartsen of advocaten wat bij verdienen als taxichauffeur vandaar dat zij, Lydia, nu voor kok speelt. Kortom hoogteziekte rules. Het heeft de hele nacht geregend en ook overdag houdt de regen aan. De toch al niet zulke prettige bergpaadjes zijn veranderd in een modderpad met een 30 centimeter dikke laag modder. De 4x4 heeft de grootste moeite op het rechte spoor te blijven. We voelen hem onder onze kont wegglijden. Xavier, de chofur, doet voorkomen alsof er niets aan de hand is en grijnst bij elke slip zijn ontbrekende voortanden bloot. Ik informeer voorzichtig of het wel slim en sluw is om op deze weg door te gaan. Hij verzekert me dat er niets aan de hand is. We hebben ook geen keus, er is geen andere weg en lopen is geen optie. Ik ga er maar vanuit dat hij voldoende ervaring heeft en een sterke wil heeft om te leven maar ik heb het zweet in mijn handen en met mij de anderen. Gelukkig komen we na een paar uur op een hoogvlakte zonder afgrond. We voelen ons een stuk geruster maar de ongemakken van de hoogte voelen we goed. We zitten nu op 4800 meter. Op advies van de organisatie hebben we wel pillen gekocht die de effecten van de hoogte moeten verminderen maar de ongemakken blijven lastig. Een ander probaat middel is het kauwen op cocabladeren waarvan enige zakjes mee zijn. Cocabladeren lijken op laurierbladeren maar iets groener en ze ruiken minder lekker. Voor 10 Bolivianos heb je al een ons of wat van dat spul en dat is een zak vol. Pak er een klein handje uit en prop de boel in je wang en laat het daar rustig een paar uur zitten. Af en toe wat verse bladeren erbij en maar door sabbelen. Wat het precieze effect is weet ik niet maar de zak gaat vrolijk rond en een ieder doet er een greep in. Ook tijdens onze thee borrel zijn er cocabladeren voor de thee vermengd met nog wat anders; 10 cocabladeren op 5 ??? geen idee hoe het heet. Om de hoogteziekte verder te bestrijden kun je beter geen koffie en alcohol drinken, veelvuldig kleine slokjes water drinken, warm blijven en in het uiterste geval afdalen. Nu is de een er blijkbaar gevoeliger voor dan de ander maar wij vallen in de prijzen. Dus pillen slikken, doorkauwen en gewoon genieten van al het moois om je heen. Na drie dagen worden we kotsmisselijk van de cocalucht en ik geef de zak weg. Onderweg zien we prachtige meren, flamingo’s, condors en nog veel meer. Een prettig hoogtepunt is een warmwaterbron op 5000 meter. Heerlijk na die koude nacht zonder douche en wasgelegenheid even een halfuurtje drijven in 38 -39 graden met uitzicht op besneeuwde bergtoppen en met een temperatuur boven het water van 5-6 graden. Net voor een enorme hagel/onweersbui eruit en aan de lunch. Door het slechte weer bleek een bezoek aan de vallei van Dahlí nauwelijks mogelijk. Van deze rotsformaties wordt gezegd dat Dahlí hierdoor geïnspireerd zou zijn. Zou goed kunnen. In de loop van de middag komen we nog bij geisers. Wat is dat fantastisch en indrukwekkend maar ook wel een beetje eng. Er staat een filmpje van deze plek onder het kopje video. Kijken zou ik zeggen. Onsonderkomen die nacht is zo mogelijk nog treuriger dan de eerste nacht. Wederom koud en een ontzettend vieze wc’s. Als je zo door de bergen rijdt zie op verschillende plekken zwarte cirkels. Die cirkels zijn openbare lamatoiletten waar de groepen lama’s gezamenlijk hun behoefte doen. Nou, zo zagen onze toiletten er ook uit. Een plek waar ieder zijn eigen plekje zoekt, deponeert en laat liggen. Te vies voor woorden. Ook nu weer in dezelfde kleren geslapen en dat zou ook de volgende dag en nacht zo zijn. Het weer is zo slecht dat je echt iets droogs achter de hand moet houden. En ook nu weer vroeg op. De reis gaat door een vulkanisch gebied naar Uyuni. We kunnen de zoutvlakte niet van deze kant over vanwege de regen. De vlakte staat blank en enige vorm van oriëntatie is hierdoor onmogelijk. Een GPS werkt niet door de enorme energie die in het lithium, dat in het zout zit, uitstraalt. In Uyuni verblijven in een armetierig dorp dat leeft van het zout. Het is onverkoopbaar dus je kunt de welvaart zelf wel bedenken. We slapen in een hostel dat gebouwd is van zoutblokken. Alles is van zout. De huizen, de wc, de bedden en op de vloer.. ..zout! Heel apart. Ook heel apart die wc. Een gat in de grond zoals je wel kent van de Franse wc’s met daarbij een waterput. Ben je klaar dan zou je kunnen overwegen om met een emmer wat water in een soort hoosblik te doen en zo door te spoelen. Je zou het kunnen overwegen. Helaas zijn dat er maar weinigen. Ik wacht wel een paar dagen. Er is verder geen stromend water en de elektriciteit is beperkt. Dat geeft niet want door de kou en het vroege opstaan is het vroeg bedtijd. Ook nu verdoen we geen tijd met omkleden. Hup schoenen uit en onder de paarden dekens. Tot morgen 05.45 want stipt om 6 uur is er vertrek naar het zouthotel voor ontbijt. We gaan dus aan onze zouttoer beginnen. Zes uur in de ochtend, het schemert. Voor ons een van de grootste zoutvlaktes ter wereld 10.700 vierkante km zout met een dikte van ongeveer 7 meter. Van ons naar de overkant is 120 km. Het is te mooi om waar te zijn. We zien vanuit de mist en de regen een bus vanaf die overkant komen, een enorme vrachtwagen wordt klaargemaakt om naar die overkant te gaan. Er moet een zeildoek onder en voor de motor gespannen worden om de motor te beschermen tegen het opspattende zoute water dat verwoestend is voor de motor. Ook wij hebben zo’n lap opgespannen. We gaan ver het zout op en ontbijten buiten bij het gesloten hotel. Het is een gek gevoel. Het lijkt wel of we op ijs staan en onbewust zijn we alert op een wak of een krakend geluid. Maar niets van dit alles. Een onmetelijke vlakte van zout met 5 centimeter water erop. Als later een flauw zonnetje doorbreekt geeft dat fantastische weerspiegelingen. De zoutblokken lijken op een bijenraad en hebben 5-6 randen, een stevig geheel dus. Soms zit er een gat (heet dat hier ook een wak??). Ondanks een bus en een vrachtauto blijft het gevoel van er door te kunnen zakken bestaan. Onder het zout is water tot een diepte van 9 meter. De zoutvlakte is miljoenen jaren geleden ontstaan door een vulkaan uitbarsting. Voor die tijd heerste hier de oceaan. De uitbarsting heeft er voor gezorgd dat op deze hoogte een meer ontstond dat door de loop der eeuwen verdroogd is. Het schijnt nu een ecologisch wonder te zijn en uiteraard wordt dit wonder bedreigd. Er zit een enorme voorraad lithium in het zout en de Fransen hebben er wel oren naar om dit te ontginnen/exploiteren. De enorme energie die hier verborgen zit is voldoende om alle digitale apparatuur in de kortste keren naar de bliksem te helpen. Camera’s, telefoons en laptops verworden tot schroot als ze te lang (een minuut of wat) of te dichtbij het zout gehouden worden. Ondanks deze enorme hoeveelheid zout is er geen export. De buurlanden hebben zelf zoutvelden genoeg om in hun behoefte te voorzien. Het zal hier dus een arme boel blijven. Het was een wonderschone ervaring deze dagen maar nu naar het duurste hotel van Uyuni voor een lange, warme douche en schone kleren. Het slechte weer houdt aan en er barst een enorm onweer los. Onze kamer en nog vele andere plekken van het hotel blijken zo lek als een mandje te zijn en onder het lek in onze kamer staan mijn bergschoenen, een goudvis zou zich er in thuis voelen. Op naar een andere kamer waar als we ons net hebben geïnstalleerd de stroom uitvalt en later in het dorp de geldautomaat niet blijkt te werken. Flexibel als we zijn stappen we de volgende morgen gewoon in de bus naar Sucre waar we op het vliegveld 7 uur wachten op onze vlucht naar Santa Cruz, delayed vanwege slecht weer. We gaan naar Buena Vista, een leuk rustig dorpje om een paar dagen in de jungle door te brengen. De naam Buena Vista is alleen al een bezoek waard. In gedachten hoor ik de muziek van Ibrahim Ferrer en Ry Cooder. Mogelijk heeft deze omgeving Cees Buddingh geïnspireerd tot zijn prachtig mystieke gedicht: “De zon ging op, de zon ging onder en langzaam telde de boer zijn kloten” dit om even aan te geven hoe dynamisch het leven hier is. Onze hike in de jungle ging niet door vanwege hevige regenval. Op naar Santa Cruz de la Sierra, een mooie naam voor een stad maar in dit geval een naam waar ook alles mee gezegd is. Een lelijke drukke stad en centrum van de cocaïnehandel. Wat bij ons een PC-Hoofdtractor heet is hier een Narcocruiser. Er zijn er veel. Sla maar over deze stad. We gaan naar Buenos Aires, alles en iedereen gedag zeggen, even uitburgeren en dan op huis aan.

Gevoel van vorige week: hoogteziek en kou

Smaak / reuk van vorige week: coca bladeren

Vooruitzicht van deze week: enkeltje Buenos Aires,San Paulo, Frankfurt, Amsterdam

Eind van de week: zuurkool in witte wijn gestoofd, een goed glas wijn (Torronto-druif)erbij, een glaasje Malbec vooraf en vele ontmoetingen en gesprekken

Kortom, dit is mijn laatste blog. Het is mooi geweest, we gaan naar huis en we spreken jullie binnenkort!

Foto’s

2 Reacties

  1. Sharon:
    17 februari 2011
    Nou Hans, ik heb wel genoten van al je avonturen.

    Een hele goede reis naar huis en tot gauw!

    Groetjes,

    Sharon
  2. André:
    18 februari 2011
    Het was heerlijk om over jullie reis te lezen!
    Kom veilig thuis!
    Groetjes, André